Mijn eigen acrostichon

Mensen die mooi zijn van binnen
Ik zie ze graag
Charmant zijn ze in mijn ogen
Heel puur
Als bloesem zo fris
Eerlijk als goud
Liever dan lief
Als zij wil ik zijn

En? Heb je alle regels hierboven gelezen? Zo ja, dan ben je zojuist getuige geweest van mijn allereerste acrostichon. Acrostiwat??? Acrostichon! Ofwel een gedicht waarvan bepaalde, meestal de eerste, letters van iedere regel of strofe, achter elkaar gelezen zelf ook een woord of zin vormen (bron: Wikipedia). In mijn acrostichon vormen de eerste letters van iedere regel mijn voornaam: Michaela. Mooi toch?

Veel van jullie horen of lezen deze term nu waarschijnlijk voor het eerst, maar ik kan je verzekeren dat iedere Nederlander minimaal één acrostichon kent, namelijk het Wilhelmus. Zoek de tekst maar eens op, dan kom je erachter dat de beginletters van alle strofes/alinea’s samen de naam ‘Willem van Nassov’ vormen. En ja, er staat inderdaad een v op het einde. Dit was namelijk de spelling van Willems naam toen het Wilhelmus rond 1570 geschreven werd.

Ik daag jullie uit

Weet je wat me nou superleuk lijkt? Als jullie zelf aan de slag gaan met het maken van een acrostichon, bijvoorbeeld van je naam of een ander woord. Leef je uit, niets is te gek. Stuur je acrostichon naar mij (michaelavanriel@outlook.com) en dan maak ik op mijn blog een speciaal plekje ervoor, zodat iedereen ervan mee kan genieten.

Durf jij de uitdaging aan?

De wondere wereld van wat en dat

Misschien vraag je je bij de titel van deze blogpost af wat er dan zo bijzonder is aan wat en dat. Nou, dat het blijkbaar best heel moeilijk is om deze woorden op de juiste manier te gebruiken. Mijn taalhart bloedt telkens een beetje wanneer ik dat en wat fout zie of hoor gaan. Maar ik snap het ergens ook wel, want de ene keer is het dat en de andere keer is het wat. En net wanneer je denkt dat je dat en wat doorhebt, moet dat toch wat zijn, of wat dat.

Wat de juiste manier om dat en wat te gebruiken dan is? Ik zal proberen om dat wat duidelijker te maken voor je, wat misschien nog niet helemaal meevalt, maar dat zien we vanzelf. En misschien en hopelijk kom je toch tot de conclusie dat dat en wat dus eigenlijk best makkelijk van elkaar te onderscheiden zijn.

Wat en dat in het kort

Bron: Schrijfwijzer.nl

Dat
verwijswoord (verwijst naar een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het voor kan staan)
Kijk, dat is nou een huis dat ik graag zou kopen.

Wat
verwijswoord (meer algemeen, en in overige gevallen)
We moeten ons in Nederland richten op datgene wat ons bindt.

De bekendste vier gevallen waarin wat wordt gebruikt, zijn de volgende:

1.  Na de woorden allesenigedat(gene)(n)iets en veel.
Zij heeft alles gedaan wat in haar vermogen lag.
Dit is het enige wat we kunnen doen.
Er is zoveel wat jij niet weet.

2.  Na woorden als het goedehet minste.
Zijn kwade eigenschappen vallen in het niet bij al het goede wat hij doet.
Kun jij een verhaal vertellen over het mooiste wat jij ooit hebt meegemaakt?

3.  Bij een verwijzing naar een hele zin.
Hij bleef maar naar me kijken, wat ik natuurlijk helemaal niet prettig vond.

4.  Als de verwijzing een soort bijvoeging opent.
Vrijetijdswetenschap, wat mij eigenlijk geen studie lijkt, wordt nu op steeds meer hogescholen gedoceerd.
Ze draaiden daar alleen maar jazz, wat ik geen prettige muziek vind.

Dit is alleen nog maar de basis van dat en wat. Wil je er wat dieper op ingaan? Dat kan. Kijk dan op schrijfwijzer.nl of op de website van Onze Taal.

Stel je vraag of vragen ook gerust aan mij, ik leg het je graag uit!

En je kunt natuurlijk altijd nog kijken naar hoe drs. E.I. Kipping het verschil tussen dat en wat uitlegt in deze briljante video uit Keek op de Week:

Een gevalletje semantische verzadiging

Fietstas. Zomaar een woord uit de Nederlandse taal. Niks vreemds aan toch? Precies! Moet je het eens tien keer achter elkaar hardop uitspreken. Ik help je een handje:

Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas
Fietstas

Het gaat een beetje vreemd klinken na een keer of vijf, hè? Alsof het ineens een niet-bestaand woord is. Of een woord – in dit geval dus ‘fietstas’ – waarvan je denkt: hoezo heet een fietstas een fietstas? Wat betekent dat woord eigenlijk? Waar komt het vandaan? En waarom klinkt het zo raar? Of ligt dat aan mij?

Wat dan?

Allemaal heel logische vragen. Voor mij dan in ieder geval, maar ik ben er vrij zeker van dat iedereen ze zichzelf wel eens heeft gesteld. Heel lang is het voor mij bij die vragen gebleven. Waarschijnlijk was ik telkens weer snel afgeleid en dacht ik niet meer aan het woord waar het op dat moment om ging. Totdat ik me een tijdje geleden zomaar afvroeg of dit – toch wel een beetje vreemde – verschijnsel misschien een naam heeft in de taalkunde/taalwetenschap. En jawel, dat heeft het! Namelijk… semantische verzadiging!

Semantische verzadiging

Wikipedia zegt hierover het volgende:

Semantische verzadiging is een psychologisch verschijnsel waar het steeds herhalen van een woord leidt tot een (tijdelijk) verlies van betekenis bij de toehoorder die het woord dan interpreteert als een herhaalde reeks betekenisloze klanken. Als een persoon vele malen hardop het woord "badkuip" uitspreekt is de kans groot dat op een gegeven ogenblik het woord zijn betekenis voor de uitspreker verliest, er wordt niet meer aan het desbetreffende sanitair gedacht maar wordt er alleen maar een geluid waargenomen dat met geen enkel begrip geassocieerd wordt. 

Ik wil meer!

Aangezien ik nogal een taalnerd ben en graag nieuwe dingen leer, vind ik dit dus rete-interessant. En stiekem ben ik ook wel een beetje blij dat het niet een of andere rare kronkel in mijn hoofd is, maar dat het echt bestaat. Dus lezer van deze blogpost die dit ook wel eens heeft meegemaakt: het ligt ook echt niet aan jou!

Hoe dan ook, het feit dat semantische verzadiging echt een ding is, heeft me getriggerd. Ik wil meer! Meer weten over bijzondere, grappige of onbekende taaldingetjes. Taaldingetjes waar ik zelf tegenaan loop of vragen over heb, maar ik ga ook met heel veel taalliefde en plezier op zoek naar het antwoord op jouw vragen over taaldingetjes. Gewoon. Omdat het leuk en interessant is. Stuur me dus vooral jouw vragen! Ik ga ermee aan de slag en geef jou en mezelf antwoord in een nieuwe categorie op mijn blog, namelijk ‘taaldingetjes’.

Wordt vervolgd!

Schilderen met Guus

Mirjam houdt van schilderen. Ze doet het met hart en ziel, en gaat er helemaal in op. Noem het gerust een passie. Een passie die haar vruchten afwerpt, want Mirjam’s schilderijen raken je stuk voor stuk. Een tijdje geleden zag ik al via de social media dat ze bezig was met een schilderij van Guus Meeuwis, en dat zag er veelbelovend uit. Toen Mirjam me vroeg om haar te fotograferen terwijl ze aan het schilderij werkte, zei ik dan ook meteen ja, want ik wilde maar al te graag vastleggen hoe zoiets moois tot stand komt. En volgens mij is dat aardig gelukt.

Maar dat was voor mij nog niet genoeg: ik wilde graag weten wat Mirjam voelt als ze aan het schilderen is, wat het met haar doet. Dus vroeg ik haar daarnaar. Mirjam: “Ik begon met schilderen in de tijd dat we graag kinderen wilden, maar dat dat allesbehalve makkelijk ging. Mijn vriendin schilderde bij een clubje en vond dat lekker ontspannen. Ze zei dat ik ook eens mee moest gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Al snel ontstond het verlangen om een keer een portret te schilderen. Ik ben altijd al gefascineerd geweest door gezichten.”

In december 2005 schilderde Mirjam haar eerste portret: “Ik had net de CD ‘Wijzer’ van Guus Meeuwis gekregen van de goedheiligman. Deze CD stond aan terwijl ik achter mijn ezel zat te schilderen. Vanuit het niets zag ik opeens het jongetje dat ik vanaf een foto aan het schilderen was, onder mijn handen op het doek verschijnen. Wat er toen met me gebeurde kan ik nog altijd niet goed beschrijven. Een enorme vlaag van trots en zelfvertrouwen golfde door mijn lichaam. Meteen klampte het gevoel dat ik had zich vast aan de muziek van Guus Meeuwis. Vanaf dat moment schilder ik tot op de dag van vandaag alleen nog maar met de muziek van Guus. Als ik schilder, vergeet ik de wereld om me heen en ben ik waar ik zijn wil, in het oog van de storm, volledig op mijn plek en mijn ‘aller mezelfst’.”

Guus Meeuwis veranderde een tijdje geleden zijn profielfoto op Facebook. Dat triggerde Mirjam: “Geen idee waarom, maar ik moest er een schilderij van maken. In mijn hoofd nam het steeds grotere vormen aan en ik zag het eindresultaat ik al voor me. Ik kon er niet meer omheen, dus ben ik eraan begonnen. Het moest groot en stoer, niet met een penseel maar grof. Een karakteristiek gezicht kan dat goed hebben, een gezichtje van een kind niet. Daarom heb ik nu voor het eerst een paletmes gebruikt. En inmiddels is het schilderij klaar.“

“Elk portret dat ik tot nu toe heb gemaakt, is een stukje van mezelf. Het komt puur en alleen vanuit mijn gevoel. M’n hart breekt elke keer weer een beetje als het de deur uit gaat…”

Hou me vast!

Strakke spieren, brede borstkassen en nog bredere nekken. Mannen die zich aan elkaar vastklampen om zich vervolgens als een stormram op de ander te storten. Hard, harder, hardst. Maar janken doen ze niet, want het zijn bepaald geen watjes. Sterker nog, vergeleken met voetballers zijn het mannen van staal, die wel tegen een stootje kunnen.
Letterlijk en figuurlijk.

Ik heb het over de mannen die deelnemen aan het WK Rugby. De afgelopen weken heb ik een aantal keren vol verwondering zitten kijken naar hoe het er aan toe gaat op het rugbyveld. Snoeihard dus. Het zijn echt bomen van kerels, die op elkaar inbeuken alsof hun leven ervan afhangt. Ik vind het wel leuk om te zien. Ze werken elkaar zo ongeveer door de grasmat heen naar het middelpunt van de aarde toe, maar gedragen zich toch niet agressief. Niet naar elkaar en ook niet naar de arbiter, iedereen wordt met respect behandeld. Voor zover ik dat goed kan zien met mijn ongeoefende rugby-oog natuurlijk.

Dat ongeoefende oog is in de loop van de wedstrijden overigens behoorlijk verwend geraakt. Sommige rugbymannen zien er misschien uit als neanderthalers, maar anderen zijn toch echt een ‘sight for sore eyes’, zoals dat in het Engels zo mooi heet. Behalve de beulen van het Georgische team. Als ik ongeacht wie van dat team ’s avonds in het donker tegen zou komen, ga ik huilen van angst en verschrikkelijk hard wegrennen. Overdag trouwens ook, want sjongejonge, die mannen zijn angstaanjagend indrukwekkend. De cycloop uit de Odyssee is er niets bij.

Pennenfetisj

Het leek zo’n rustige dag op kantoor te worden, maar plotseling krijg ik het Spaans benauwd, het zweet breekt me uit.

Niemand de deur uit! Waar is mijn pen???!!!

Wanhopig kijk ik om me heen, maar nee hoor, nergens te bekennen. Het huilen staat me nader dan het lachen en ik raak langzaamaan in paniek. Nou ja, langzaamaan… zeg maar gerust razendsnel. Mijn collega’s kijken me aan alsof ik zojuist een klap van een molenwiek heb gehad, maar dat kan me niks schelen, want IK.BEN.MIJN.PEN.KWIJT!!!

Weet je wat het is? Ik heb gewoon een pennentic. Ik heb ze in alle soorten en maten en in alle kleuren van de regenboog. Volgens mij is het een aangeboren afwijking, want zolang ik me kan herinneren ben ik al gefascineerd door die inkt op papier achterlatende wezens. Loop ik in een kantoorboekhandel, dan móet ik naar de pennenafdeling. En als ik de buurt ben van een pennenwinkel, is het hek van de dam. Ik word naar binnen gezogen en kom zelden zonder nieuwe aanwinst naar buiten. Het is sterker dan ikzelf. Ik hou van pennen, droom er soms zelfs van. En dan is het dus gewoon, je weet wel, echt ontzettend erg als een van mijn pennen vermist is, snap je? Dat doet pijn…

Maar dan, net als ik ervan overtuigd ben dat mijn pen en ik elkaar nooit meer zullen weerzien, gebeurt het! Onder een stapel papier vang ik een glimp op van die bijzondere blauwe kleur van mijn geliefde schrijvende wondertje… Ik ben weer compleet!

Lieve pen, hierbij beloof ik plechtig dat ik voortaan beter op je zal letten, en je nooit meer uit het oog zal verliezen. Want dit ooit nog meemaken, dat nooit meer!

DSCF0105

Interview – Van snapshot tot statement

Een interview dat ik in 2012 gehouden heb met fotografen Ton Koene en Fokko Muller, voor mijn eindopdracht van de opleiding HBO Journalistiek.

Ieder jaar is het weer onderwerp van gesprek: de winnende foto van de World Press Photo Awards(WPPA). Al meer dan een halve eeuw weten de winnende fotografen de wereld te beroeren met hun foto’s, die vaak een schrijnend beeld geven van gebeurtenissen in de wereld. Niet zo vreemd, als je bedenkt dat er alleen journalistieke foto’s ingezonden mogen worden door professionele fotojournalisten. Maar wat is dat nou eigenlijk, journalistieke fotografie? Of, zoals het met een mooi woord heet, documentaire fotografie? En wat beweegt fotografen om deze vorm van fotografie te beoefenen?

Lees verder